Uiterlijk drie maanden na afloop van elk belastingtijdvak verstrekt iedere lidstaat de Commissie de volgende informatie over dat belastingtijdvak:
a)het aantal belastingplichtigen dat de tegemoetkoming voor eigen vermogen in het belastingtijdvak heeft gekregen, ook uitgedrukt als percentage van het totale aantal belastingplichtigen dat onder het toepassingsgebied van de richtlijn valt;
b)het aantal kmo’s dat de tegemoetkoming in het belastingtijdvak heeft gekregen, ook uitgedrukt als percentage van het totale aantal kmo’s dat onder het toepassingsgebied van de richtlijn valt, en het aantal kmo’s dat de tegemoetkoming heeft gekregen en die deel uitmaken van een grote groep in de zin van artikel 3, lid 7, van Richtlijn 2013/34/EU;
c)het totale bedrag van de gedane uitgaven of de gederfde belastinginkomsten ingevolge de aftrek van de tegemoetkoming voor eigen vermogen, in vergelijking met het bruto binnenlands product van de lidstaat;
d)het totale bedrag van het financieringskostensurplus;
e)het totale bedrag van het niet-aftrekbare financieringskostensurplus;
f)het aantal belastingplichtigen ten aanzien van wie gedurende het belastingtijdvak antimisbruikmaatregelen zijn genomen uit hoofde van deze richtlijn, met inbegrip van de daarmee samenhangende fiscale gevolgen en opgelegde straffen;
g)de gegevens over de ontwikkeling van de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen in de zin van de posten A en C van bijlage III bij Richtlijn 2013/34/EU in de lidstaat.